Jurisprudentie
AZ8199
Datum uitspraak2007-02-12
Datum gepubliceerd2007-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.606233-06
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-02-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.606233-06
Statusgepubliceerd
Indicatie
De politierechter is van oordeel dat de gemelde omissie aan een veroordeling niet in de weg hoeft te staan nu de omissie slechts hierin bestaat dat de bedienaar is aangewezen door een andere politieautoriteit dan aangegeven in het Besluit, waarbij moet worden meegewogen dat de politieautoriteit die ten onrechte de bedienaar heeft aangewezen evenzeer tot de leidinggevenden in het politiekorps behoort als de korpschef. Bovendien raakt deze omissie de betrouwbaarheid van de meting in het geheel niet.
Uitspraak
RECHTBANK ASSEN
STRAFVONNIS van de Politierechter in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1980,
wonende [adres verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 januari 2007.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
De officier van justitie mr. G. Souër acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de politierechter als volgt zal beslissen:
* een geldboete van 550,-- euro, subsidiair 11 dagen hechtenis.
TENLASTELEGGING
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 06 mei 2006 te Witten, althans in de gemeente Assen, als
bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na
zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar
adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 540 microgram, in elk geval hoger dan 220
microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
BEWIJSMIDDELEN
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
BEWIJSOVERWEGINGEN
De politierechter is er door het OM op geattendeerd dat aan de gevolgde ademanalyseprocedure een defect kleeft in die zin, dat de bedienaar van het ademanalyseapparaat niet is aangewezen door de in artikel 7 van het Besluit alcoholonderzoeken daartoe aangewezen politieautoriteit, namelijk niet door de korpschef, maar door de divisiechef. Voorts is door het OM gemeld dat de betrokken politiefunctionaris, voordat hij door de divisiechef was aangewezen, heeft getoond de voor het bedienen van het ademanalyseapparaat benodigde kennis en vaardigheden te bezitten, daarmee voldoende aan de in het Besluit vermelde eis.
De politierechter is van oordeel dat de gemelde omissie aan een veroordeling niet in de weg hoeft te staan nu de omissie slechts hierin bestaat dat de bedienaar is aangewezen door een andere politieautoriteit dan aangegeven in het Besluit, waarbij moet worden meegewogen dat de politieautoriteit die ten onrechte de bedienaar heeft aangewezen evenzeer tot de leidinggevenden in het politiekorps behoort als de korpschef. Bovendien raakt deze omissie de betrouwbaarheid van de meting in het geheel niet.
BEWEZENVERKLARING
De politierechter acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 06 mei 2006 te Witten, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder
a van de Wegenverkeerswet 1994, 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a. van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
STRAFBAARHEID
De politierechter acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
STRAFMOTIVERING
De politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit feit is begaan;
- hetgeen de politierechter uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- de oriëntatiepunten voor de straftoemeting;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 11 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De politierechter heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de politierechter dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De politierechter heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de politierechter gelet op artikel 178 de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING VAN DE POLITIERECHTER
De politierechter verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De politierechter verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De politierechter veroordeelt de verdachte tot
een geldboete ten bedrage van 550,-- euro met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van 11 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Münzebrock, politierechter in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de politierechter op 12 februari 2007.